Op woensdag 25 juni neemt hoogleraar Italiaanse taal en cultuur Harald Hendrix afscheid van de Universiteit Utrecht met zijn rede ‘Sprezzatura en ander Italiaans-Nederlands ongemak’. Hierin staat hij stil bij het ongemak dat interculturele misverstanden kunnen opleveren en verkent hij welke rol de universiteit kan spelen om dit onbegrip om te buigen tot waardevolle inzichten.
Na de afscheidsrede volgt een receptie. Ter gelegenheid van het emeritaat vindt op 24 juni tevens een besloten masterclass plaats. Op donderdag 26 juni organiseren zijn collega’s van de Universiteit Utrecht een openbaar afscheidssymposium, een Colloquium Amicorum.
Over Harald Hendrix
Harald Hendrix studeerde Geschiedenis, Italiaans en Literatuurwetenschap in Utrecht. Na een promotie en een startende loopbaan aan de Universiteit van Amsterdam werkt hij sinds 1994 aan de Universiteit Utrecht, eerst als universitair hoofddocent Renaissance Studies en sinds 2001 als hoogleraar Italiaanse taal en cultuur. Tussen 2007 en 2012 gaf hij leiding aan het toenmalige departement Moderne talen, en van 2014 tot 2019 was hij directeur van het Koninklijk Nederlands Instituut Rome.
Onderwijs
Hendrix verzorgde en coördineerde onderwijs voor studenten en jonge onderzoekers op alle niveaus, van eerstejaars tot promovendi. Het afgelopen decennium gebeurde dat binnen de bachelor Italiaanse taal en cultuur, de minor Europa in de vroegmoderne tijd, de researchmaster Ancient, Medieval and Renaissance Studies en het Huizinga Instituut.
Onderzoek
In zijn onderzoek richtte Hendrix zich aanvankelijk op de bijdrage die een reeks anticonformistische Italiaanse auteurs leverden aan de zestiende- en zeventiende-eeuwse Europese cultuur, waaronder Pietro Aretino en Traiano Boccalini. Dit vulde hij aan met werk over tegendraadse vormen van esthetische ervaringen, zoals de waardering voor gruwelijke voorstellingen.
Later groeide zijn nieuwsgierigheid naar de grensvlakken tussen materiële en immateriële vormen van artistieke expressie, met name de ambitie van veel schrijvers om meer te zijn dan woordkunstenaars. Hij doet hier onderzoek naar, en naar de reactie van lezers op deze ambitie, door de geschiedenis van schrijvershuizen en het hieraan gelieerd literair toerisme te bestuderen.